Restrictiegebieden

Onderstaande kaartlagen geven informatie over de geldende risicocriteria die de beheerders van infrastructurele werken hanteren. De windturbines die de laatste jaren worden geplaats hebben veelal een mast- of ashoogte van 80 meter of meer. De rotorbladen zijn 40 à 50 meter lang. De rotordiameter is hiermee 80 of 100 meter. De totale hoogte (tiphoogte) kan dus wel 150 meter zijn. Omdat de tendens is dat windmolens steeds hoger worden gaan we bij deze restrictiegebieden uit van windmolens van 80, 100 en 120 meter met een rotordiameter van 60, 80 en 100 meter . Beperkt kwetsbare objecten dienen minimaal een halve rotordiameter van de turbine af te liggen.

Bebouwing en windturbines

Bij bebouwing wordt een onderverdeling gemaakt naar twee categorieën zoals vastgelegd in de Handleiding Risicoberekeningen van het RIVM (bevi): Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen een afstand van het maximum van ashoogte plus een halve rotordiameter.

Windturbine masthoogte, en bijbehorende restrictiebuffer 80 m. 100 m. 120 m.
Kwetsbare objecten onder andere woningen, ziekenhuizen, scholen, kantoorgebouwen groter dan 1500 m2. 120 m. 150 m. 180 m.
Beperkt kwetsbare objecten onder andere restaurants, hotels, winkels en kantoorgebouwen kleiner dan 1500 m2, sportcomplex. Industrie is ook in deze categorie meegenomen. 40 m. 50 m. 60 m.
Voor geluid is sprake van een wettelijke grenswaarde voor geluidbelasting van windturbines op kwetsbare objecten (gevels van woningen). Voor een eerste analyse wordt in de praktijk vaak een minimum afstand van 400 meter gehanteerd.

Spoor-, rijks- en waterwegen en windturbines

Rijkswaterstaat danwel prorail verleent een vergunning wanneer een windturbine op het gronden van Rijkswaterstaat wordt geplaatst. Wanneer windturbines worden geplaatst binnen de restrictiebuffer wordt plaatsing slechts toegestaan indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat er geen onaanvaardbaar verhoogd veiligheidsrisico bestaat. Toestemming is noodzakelijk voor vergunning. Toetsing op individueel passanten risico (IPR) en het maatschappelijk risico (MR)
Beheerder Windturbine rotordiameter, en bijbehorende restrictiebuffer 60 m. 80 m. 100 m.
RWS Rijksweg afstandcriteria: 0.5 rotordiameter uit de rand van de verharding met een minimum van 30m. 30 m. 40 m. 50 m.
RWS Waterwegen afstandcriteria: 0.5 rotordiameter uit de rand van de waterweg met een minimum van 50m. 30 m. 40 m. 50 m.
Prorail Spoorwegen afstandcriteria: 0.5 rotordiameter uit de rand van de spoorweg plus 7,85 meter met een minimum van 30m. 30 m. 40 m. 50 m.

Infrastructuur: buisleidingen en hoogspanninsleidingen

Het bezwijken van de infrastructuur zoals hoogspanningsleidingen of buisleidinben kan tot grote economische en maatschappelijke ontwrichting leiden en ook de veiligheid in gevaar brengen. Windturbines kunnen deze infrastructuur bedreigen doordat er een kans bestaat dat een falende windturbine (of onderdelen daarvan) de infrastructuur (deels) beschadigt waarbij mogelijk ook slachtoffers kunnen vallen.
Type Windturbine rotodiameter, en bijbehorende restrictiebuffer 60 m. 80 m. 100 m.
Buisleidingen: leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, zoals hogedruk aardgasleidingen en hogedruk brandstofleidingen of petrochemische leidingen Afstandcriteria: 0.5 rotordiameter plus masthoogte. 50 m. 63 m. 75 m.
Hoogspanningsleidingen: het electriciteits transportnetwerk van 110kV tot en met 380kV Afstandcriteria: 0.5 rotordiameter plus masthoogte. 50 m. 63 m. 75 m.

Waterkeringen

De dijkbeheerders in Nederland moeten ervoor zorgen dat hun primaire waterkeringen voldoen aan de veiligheidseisen die de Wet op de waterkeringen stelt. Plaatsing van windturbines wordt niet toegestaan in de kernzone van de primaire waterkering. Onder kernzone wordt verstaan het eigenlijke dijk-, duin- of damlichaam zijnde de primaire waterkering als bedoeld in de Wet op de waterkering. De kernzone wisselt afhankelijk van de dijk maar is hier bepaald op eeen buffer van 50 meter van de hartlijn van de dijk.

Vliegvelden en Radar

Plannen voor de bouw van windturbines in de beperkingengebieden (of toetsingsvlakken) bij luchthavens dienen ter toetsing aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te worden voorgelegd. LVNL toetst of voorgenomen (bouw)plannen mogelijk van invloed zijn op de goede werking van de communicatie-, navigatie- of surveillanceapparatuur. Eurocontrol, de organisatie die voor de veiligheid van het Europese vliegverkeer, is bezig met het opstellen van richtlijnen voor windturbines nabij vliegvelden. Voorstel is onder andere om windparken binnen een straal van 500 meter uit te sluiten en binnen een straal van 15 kilometer rondom radarposten gedetailleerd onderzoek te doen naar de invloed van de windturbines op de radar.

Bestaande windturbines

Om te voorkomen dat de windturbines elkaars opbrengst beïnvloeden is er afstand tussen de turbines: gemiddeld zes maal de rotordiameter. Bij een rotordiameter van 80 meter is de afstand dus 480 meter.

Meer informatie